Skip to main content

CNG Groen gas

Indien de personenauto is voorzien van een CNG-installatie, moet deze, onverminderd artikel 5.2.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

  1. De CNG-tank moet permanent zijn aangebracht aan het voertuig en mag geen deuken vertonen.
  2. De CNG-tank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst.
  3. De vervaldatum van de goedkeuring, en indien van toepassing van de herkwalificatie, van een CNG-tank, mag niet verstreken zijn.
  4. Op de CNG-installatie mogen geen andere verbruikers zijn aangesloten dan die, welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig, met uitzondering van een verwarmingsinstallatie ten behoeve van de personenruimte of laadruimte.
  5. Indien het voertuig in gebruik genomen is na 1 juli 1995, moet het voertuig zijn voorzien van een goed werkende automatische tankafsluiter.
  6. De onderdelen van de CNG-installatie moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.
  7. De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen.
  8. De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is.