Onderdelen en werking reminrichting
- Personenauto’s moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de:
- onderdelen deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen, indien er sprake is van corrosie is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing;
- onderdelen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Indien er sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, artikelen 53 en 54, van toepassing;
- onderdelen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken;
- onderdelen geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen, en
- remschijven geen dusdanige slijtage mogen vertonen dat er gevaar op breuk ontstaat.
- De rembekrachtiger en de remkrachtregelaar moeten goed functioneren.
- Bij hydraulische remsystemen mag bij het bedienen van het rempedaal de slag van het pedaal niet door een aanslag worden beperkt.
- Het oppervlak van het rempedaal moet stroef zijn.
- Remslangen mogen niet in ernstige mate zijn misvormd; Indien een remslang is misvormd is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, artikelen 55 en 56, van toepassing. Ook mogen ze niet langs andere voertuigdelen schuren en geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.
- Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, moeten in onberemde toestand in beide richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.
- De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.
- De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de remonderdelen mag niet worden beperkt.
- Remcilinders moeten zijn voorzien van stofhoezen die niet in ernstige mate mogen zijn beschadigd.
- De onderdelen van een antiblokkeersysteem moeten deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen. Mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast; mogen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken en mogen geen lekkage vertonen.
- Antiblokkeersystemen moeten goed functioneren en moeten zijn voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra het systeem faalt.