Skip to main content

Verboden verlichting

Verbod van verblindende lichten:

  1. Personenauto’s mogen, met uitzondering van grote lichten, niet zijn voorzien van verblindende lichten.
  2. Personenauto’s mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, de waarschuwingsknipperlichten en de remlichten ten behoeve van het noodstopsignaal niet zijn voorzien van knipperende lichten.
  3. Het tweede lid is niet van toepassing op personenauto’s in gebruik bij hulpdiensten.
  4. In afwijking van het tweede lid mogen de zijmarkeringslichten van personenauto’s synchroon met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

Verbod andere dan verplichte of toegestane lichten:

  1. Personenauto’s mogen niet zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in voorgaande artikelen beschreven. Verder mogen de in het voertuig aanwezige lichten of objecten geen licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig.
  2. Personenauto’s niet in gebruik bij de in artikelen 29, eerste lid, van het RVV 1990 bedoelde diensten, mogen niet zijn voorzien van lichtarmaturen voor blauwe zwaai-, flits- of knipperlichten of voorwerpen die de indruk wekken dat het voertuig is voorzien van een dergelijke lichtarmatuur