Skip to main content

Plaatsing lichten en retroreflectoren

  1. Bij personenauto's in gebruik genomen na 31 december 1967 moeten alle lichten, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,50 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig. Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voor zover het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1997.
  2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de grote lichten, achteruitrijlichten, remlichten, de achterkentekenplaatverlichting, mistachterlichten en werklichten.